menu sluiten
zoek terug
terug

Slotpresentatie Johan van Ling

vr 5 juni, 15u30 — vr 5 juni
Slotpresentatie Johan van Ling

Vrijdag 5 juni om 15u30 vindt de slotpresentatie plaats van Johan van Ling (Stedenbouw) met als onderwerp “EUandME“.

Commissie:
Margit Schuster, voorzitter
Ruurd Gietema (KCAP), mentor
Peter Veenstra (LOLA), criticus 
Jan Vermeulen (Studio Jan Vermeulen), criticus

Afstudeerdatum en locatie:
Vrijdag 5 juni om 15u30 via ZOOM

Sinds de komst van Europa in Brussel hebben roestvrij staal, graniet en glas het stedelijk leven in de Leopoldswijk verdrongen. Dit is het resultaat van een niet doordachte planning en een (onverwachte) groei van programma. Vastgoed als speculatiemiddel mondt uit in een post-politieke uiting en inzichzelf gekeerde blokken die een minimale interactie aangaan met straat en/of stad.

Deze representatie staat haaks op de basisprincipes van Europa. Project Europa is ontstaan uit de wil tot samenwerking, uitwisseling en afhankelijkheid. Hoe groter deze afhankelijkheid, hoe minder kans op een herhaling van WOII.

Inmiddels staat project Europa onder druk en heeft moeite om haar missie te uiten richting de burger, wat resulteert in een dalende opkomst bij verkiezingen en een groei van populisme. Deze onmacht tot representatie van Europa wordt niet alleen duidelijk zichtbaar in de Europese wijk, maar heeft inmiddels ook geleid tot de Brexit.

Waar al in de tijd van Leopold II institutionele instituten en adel optrokken richting hoger gelegen gedeelten in de stad (oost), werd de kloof mede door de daaropvolgende industrialisatie nog groter; langs het water industrie (arm), boven bourgeoisie (rijk). Ruimtelijk heeft dit een onevenredig verdeelde situatie opgeleverd van paleizen, parken en lanen aan de oostkant van de stad, en een ruimtelijke confetti van structuren aan de westkant. De komst van Europa in de stad heeft deze tweespalt tussen de institutionele verschansing op de Coudenberg en de daklozen in de benedenstad enkel vergroot.

Stedenbouwkundige en architectonische representatie heeft haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de stad en de gemeenschap. Des te meer in het geval van de Europese Unie.
De ruimtelijke representatie van het Europese programma gaat daarmee compleet voorbij aan de complexe situatie van Brussel. Deze kan juist dienen als een ideale ‘ground zero’ voor Europa, gelet op de grote politieke (19 deelgemeenten, 3 talen), ruimtelijke (oost en west) en sociale fragmentatie (meest multiculturele stad van Europa).

De aantrekkingskracht van Brussel berust juist op een gemengde, meerlagige, hybride omgeving. Hoe kan de Europese Unie haar missie zichtbaar maken in de stad en de diversiteit en complexiteit van Brussel productief maken? Er ontstaat, door aflopende huurcontracten, gewenste uitbreiding, zwakke representatie en druk vanuit de bevolking een momentum voor decentralisatie van het programma over het hele continent. Dit kan antwoord geven op een groot deel van de problematiek en de mogelijkheden van communicatie met de burger (en daardoor hoger draagvlak) vergroten.

In de specifieke context van Brussel draagt Europa bij aan een nieuwe balans in de stad. Het verplaatst van het hoger gelegen gedeelte in de stad naar het Zuidstation, middenin de vallei. Het dichtstbevolkte deel van de stad, met de meeste culturele diversiteit en minste (kwantitatief en kwalitatieve) openbare ruimte. Juist op deze plek, waar ook de wekelijkse grootste markt van Europa plaatsvindt, kan Europa voor ruimtelijke, sociale en politieke uitwisseling zorgen.

Van een veelheid aan kleine gebouwen landt er op het Zuidstation één groot blok met een tuin aan de binnenzijde van Europees formaat. Het Europese programma landt daarmee in het hart van het Europese sporennetwerk. Een injectie met een grote naald die voortbouwt op een historie van integrale aanpakken in de stad, gebaseerd op een ruimtelijke visie in de tijd van Leopold II waarin de mobiliteit, het stadsweefsel en het landschap werden beschouwd als een geheel. Deze ‘Megaform’ als stedelijke centraliteit zoekt de verbinding met de ontwikkelingen van de Abattoir aan het kanaal, door middel van langzaamverkeersverbindingen en programmatische verdichting in de straten tussen de slachthuizen en het Zuidstation. De Europese tuin loopt door in de openbare ruimte richting de Anspachboulevard waardoor de Zennevallei, door het hart van de stad, weer leesbaar wordt als publieke structuur.

Het nieuwe Europese huis is een monument zonder spektakel, waar het juist gaat om de bezoeker en niet het gebouw, als machine voor common ground. Waar zowel geformaliseerde politieke bijeenkomsten als allerdaagse activiteiten naast elkaar kunnen bestaan. Een machine tussen leegte en activiteit, voor alle Brusselnaren. Voor Europeanen. Voor EUandME.

share item