In memoriam Umberto Barbieri 1945 – 2025
9 januari 2025In memoriam Umberto Barbieri 1945 – 2025
Op 1 januari 2025 overleed op 79-jarige leeftijd de Italiaans-Nederlandse architect en academicus Umberto Barbieri. Van 1982 tot 1997 was Umberto coördinator van de beroepsopleiding tot architect aan de toenmalige Academie van Bouwkunst Rotterdam. Inmiddels heeft de academie Rotterdam voor haar naam gezet en is die beroepsopleiding een geaccrediteerde masteropleiding geworden.
Bij de bepaling van die hernieuwde koers van de Academie speelde een klein team waar Umberto Barbieri deel van uitmaakte een belangrijke rol. Dat team bestond naast Umberto uit Paul Bosse, Jan van den Brink en Harm Tilman. De verandering was te danken aan de nalatenschap die Umberto Barbieri – toen nog overmoed – de Academie na liet toen hij afscheid nam om in 1998 zijn academische carrière aan de TU Delft te vervolgen en daar in 2002 als hoogleraar de leerstoel Architectonische Compositie bekleedde. Daarmee keerde hij terug naar de universiteit waaraan hij zelf gestudeerd had nadat hij zijn geboorteland Italië verruild had voor Nederland.
In de periode waarin hij verantwoordelijk werd voor het architectuuronderwijs in Rotterdam, was de Academie nog verwikkeld in een stammenstrijd tussen de secties Volkshuisvesting, Architectuur en Stedenbouw. Volkshuisvesting was in de tijd van de Grote Stadsvernieuwing een invloedrijke opleiding. Zowel studenten als docenten waren in die periode actief als ontwerpende activisten en activistische ontwerpers. Toen de machines van de stadsvernieuwing in de jaren ’80 stoom verloren, ontstond er in Rotterdam ruimte om de kaarten binnen het onderwijs opnieuw te schudden. Dit leidde uiteindelijk tot het Rotterdamse opleidingsaanbod van twee grotere masteropleidingen: Architectuur en Stedenbouw. In die periode is veel van wat nu als vanzelfsprekend wordt ervaren door degenen die onderwijs verzorgen en volgen aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, ontstaan.
Umberto Barbieri stond ook aan de basis van het academietijdschrift Platvorm. Het tijdschrift werd voor een groot deel gevuld door studenten, en al vanaf het nulnummer uit 1986 gaf Umberto hen vrij baan zonder zelf op de voorgrond te treden als auteur. Hij gaf daarmee een stem aan de zich nog ontwikkelende student-architect en -stedenbouwkundige. In 1998 was het 33ste nummer van dat tijdschrift een liber amoricum, gericht aan de toen scheidende coördinator Architectuur. Dat nummer bracht het nalatenschap van Umberto Barbieri in kaart. Meerdere malen werd in dat nummer de positionering van (jonge) ontwerpers als essentieel onderdeel van de opleiding onderstreept. Zich afzettend tegen andere academies, waar schoolvorming — oftewel het meester-gezelschap waarin de leerling de lijn van de meester voortzet — de norm was, werd hier gepleit voor diversiteit in ontwerpend auteurschap. Het vermogen zich te positioneren binnen en ten opzichte van het beroep waarvoor men wordt opgeleid, kan niet wachten tot na de diplomering, maar moet al tijdens de opleiding plaatsvinden. Dit is bijzonder te noemen, omdat met Umberto Barbieri de ideeën van Aldo Rossi en La Città Ideale binnen het onderwijs onderwerp van het ontwerpgesprek werden. Dat ontwerpgesprek over rationalisme, syntaxis en typologie stond echter niet in de weg dat de Academie onder Umberto openstond voor andere ideeën over architectuur en stedenbouw. Zoals wijlen Paul Bosse en Robert Schütte, coördinatoren en gastredacteuren van themanummer 33, vrij naar Barbieri schreven:
“Fragmenten wijzen niet naar een verloren gegane of nog uit te vinden eenheid, ze vormen mogelijke werelden in een eindeloze reeks. In de verscheidenheid van stilistische vormen (stellingname, beschouwing, commentaar enz.) en van posities valt de aanwezigheid van een zekere intensiteit als overeenkomst te constateren. […] Pluriformiteit is immers één van de kenmerken van de Rotterdamse Academie: de ruimte om verschillende posities in te nemen. Umberto verstond de kunst om wel hoge kwaliteitseisen aan te leggen, maar daarbij zijn eigen opvattingen en positie niet op te dringen. Die openheid was typerend voor het studieklimaat op de Academie.”
En – daaraan kunnen we toevoegen – dankzij het horizontale curriculum waarin studenten zelf hun studietraject vormgeven vanuit een kritische stellingname binnen de beroepsuitoefening, is die openheid nog steeds een onderscheidende kracht van beide masteropleidingen ten opzichte van andere opleidingen tot architect en stedenbouwkundige.
Jezelf positioneren en dat positioneren leren tijdens je opleiding kan alleen tot stand komen als de breedte wordt geproefd. Die breedte, zowel geografisch als inhoudelijk, ontstond ook binnen de secties en latere opleidingen Architectuur en Stedenbouw tijdens Umberto’s docent- en coördinatorschap. In datzelfde nummer van Platvorm spreken studenten, alumni en collega’s zich in woord en beeld uit over de generositeit waarmee Umberto Barbieri onderwijs vormgaf. Generositeit in de eruditie die hij tentoonspreidde wanneer hij de ideeënwereld van de studenten vergrootte, maar ook in de persoonlijke aandacht die hij gul beschikbaar stelde in de vele gesprekken over architectuur en de stad in zijn “kamertje” op de Academie. Tegelijkertijd was hij degene die de Academie verbond met de wereld. Een geografische breedte ontstond langs de lijn Italië–Nederland, waarin hij evenzo gul zijn netwerk daar verknoopte met het Nederlandse. Langs die lijn stoomden niet enkel de ideeën van het rationalisme naar het noorden op, maar ook de historische kritieken van de Venetiaanse School, met historici als Tafuri, Dal Co en Cacciari, en de toen al historisch geworden ontwerpactivistische architectuur van de Italiaanse Radical Design-beweging, zoals UFO, Archizoom Associati, 999 en Zziggurat. Het is in die periode dat een groot deel van het internationale netwerk van bevriende architectuurscholen rond de Rotterdamse Academie werd aangelegd en waarlangs uitwisselingen, workshops en studiereizen werden georganiseerd.
Tijdens zijn afscheidsreden aan de TU Delft als hoogleraar in 2010 geeft Umberto, dan al lange tijd niet meer verbonden aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, ons als ontwerpopleidingen nog wel een laatste boodschap mee: “Onderwijs zou je moeten aanpassen aan de stand van zaken binnen je eigen discipline en de verhouding tussen die discipline en de rest van de wereld. […] Ik bedoel, je moet niet een richting kiezen, je moet juist een onderwijskundig model ontwikkelen [waarbinnen dat mogelijk is – red]. Dit model moet volgen op een fatsoenlijke reflectie en reactie op wat gaande is in ons vak.”
Voor dat appèl, dat al klonk bij tijdens zijn sollicitatie aan de Rotterdamse Academie in 1982, zijn wij hem dankbaar. De ruimte krijgen om je eigen positie te onderzoeken tijdens je studie vormt nog steeds het kader waarbinnen het ontwerponderwijs plaats vindt. Het model waarbij die kritische positie en opgedane kennis het ontwerpen onderschraagt is nog steeds relevant en productief. Bij elk gesprek over het curriculum voelen we Barbieri’s oproep om de relatie tussen de discipline en de wereld waarin het ontwerpend handelen plaatsvindt te blijven ondervragen. Juist nu de wereld in rap tempo verandert, blijkt dit relevanter dan ook voor de nieuwe generatie Rotterdamse architecten en stedenbouwkundigen.
Aldo Rossi en Umberto Barbieri, Beeld door W. van Lieshout