menu sluiten
zoek terug
terug

Nominatie De Meester én Archiprix voor Maarten de Haas

Het afstudeerproject ‘In navolging van het voorafgaande’ van Maarten de Haas (Master Architectuur) is genomineerd voor De Meester 2017 en geselecteerd voor Archiprix 2018. “Het project slaagt er dankzij haar poëtische enscenering van de alledaagsheid”, zo stelt de Archiprix-selectiecommissie, “op intrigerende wijze in, middels en doorheen de architectuur, de blik, en daarmee het denken, op subtiele wijze te ontwrichten.

Het project betreft, zo lijkt het op eerste gezicht, het ontwerp voor een datacentrum plus beheerderswoning in het centrum van Rotterdam. Het enorme programma leidt tot een zeer groot volume, dat haar vorm ontleent aan een aantal locatie specifieke, grotendeels technocratische, condities: de maat van de kavel, de maximale bouwhoogte, de eis het aantal zonuren van de nabij gelegen, bestaande woningen slechts beperkt – maximaal een uur per dag – te verminderen en de wens het inmiddels iconische Schieblock te behouden.

Maar al snel blijkt een dergelijke analyse van het project te wringen. De gortdroge, technische tekeningen van de plattegronden en doorsneden worden gepareerd door een verzameling poëtische maquettes die scenes uit het leven van alledag tonen. Op de situatiemaquette en de maquette van het project blijkt de gevel van het datacentrum met goud bekleed. De toelichtende tekst ontwricht en ontregelt de oorspronkelijke waarneming. Het project dwingt de beschouwer de blik te verschuiven. De ontwerper daagt de beschouwer uit om zelf te ontdekken wat hij ziet of ervaart, en zich daarvan bewust te worden.

Allengs wordt duidelijk dat het project een hyper actueel vraagstuk agendeert: de erosie van de fysieke ervaring en beleving van het alledaagse bestaan (gerepresenteerd door de beheerderswoning) onder invloed van de abstractie, rigiditeit en ontmenselijking die de digitale wereld kenmerkt, waarmee wij continu geconfronteerd worden én waarin wij leven (gerepresenteerd door het datacentrum). De ontwerper waakt ervoor om daarover dwingende uitspraken te doen; de beschouwer dient zelf positie te kiezen. Maar het project stuurt de beschouwer wel op subtiele wijze door diens blik continu te tarten middels de vragen die de toelichtende tekst en, misschien wel bovenal, de scenes uit het leven van alledag oproepen. Vragen als “Waarom hangt de dakgoot zo laag?”, “Verzamelt de lichtschacht, die de beheerderswoning van zonlicht voorziet, niet ook heel veel water van de regenbui?” Of “Waarom vallen de stenen van de muur van de patio?” Vragen die voortkomen uit de kleine aantastingen van de normaliteit in het ontwerp, aantastingen die de beschouwer ervan bewust maken hoe de fysieke, alledaagse wereld ervaren wordt. Het project zet zodoende de architectuur in om de discussie over de conditie van het dagelijks leven weer hoog op de agenda te zetten.”

Maarten de Haas zelf omschrijft zijn afstudeerproject als volgt:

“Naast de stofzuiger in de meterkast hangt dan de modem. Voor velen het enige fysieke element van het internet. Het punt waar jij je alleen druk om hoeft te maken. De wifi-verbinding vis je zo uit de lucht en je bestanden, e-mails en foto’s sla je met hetzelfde gemak op in een cloud. Het achterliggende systeem wat dit allemaal mogelijk maakt is verborgen onder het straatniveau en gehuisvest in gigantische datacenters ergens midden in het landschap. Wanneer je de gemakzucht weet te overwinnen en je je afvraagt waar precies je bestanden cq. gegevens zijn opgeslagen, vind je die zekerheid niet.

In de replica van de echte wereld zijn mensen 24 uur per dag en 7 dagen per week bezig het internet draaiende te houden en jouw te dienen. In die zin leeft men daar in de schaduw van hun werk.

Aan het blinkende en onverweerbare datacentre in het centrum van Rotterdam zit een kleine dienstwoning vast waar de conciërge woont zodat hij bij calamiteiten binnen enkele seconden aanwezig kan zijn om ze op te lossen. De dienstwoning van het datacenter bevind zich exact op scheidslijn tussen de geheime binnenwereld van het datacentre en de gemeenschappelijke buitenwereld samen met de romantiek in zijn hoofd. Waar de conciërge met zijn handen leunend op de vensterbank naar de voorbij rijdende trein staart zonder hem te zien, ergerend hij zich aan de houten kozijnen die opnieuw een verflaag nodig hebben.”